ARC Main Page Hoofdkwartier Lublin Ghettos

Het getto van Lublin

Laatste Update 14 juli 2006





Ghettos
Getto's
Lublin Ghetto
Getto van Lublin
Hort voor het uitbreken van WO 2 leefden er ongeveer 40.000 Joden in Lublin, eenderde van de totale bevolking van 120.000. Voor de Joden was Lublin een belangrijk centrum, religieus, sociaal en wat betreft onderwijsvoorzieningen. In 1930 werd de Yeshivas Chachmei Lublin (Yeshiva van Wijze Mannen in Lublin) opgericht, een wereldberoemde rabbinale hogeschool. Vóór de oorlog kende Lublin 12 synagoges, ongeveer 100 privé gebedshuizen, 3 begraafplaatsen, een Joods ziekenhuis, een weeshuis, bejaardenhuizen, scholen en 2 kranten: de "Lubliner Tugblat" ("Lublin’s dagblad") en de "Lubliner Stimme" ("Stem van Lublin"), beide uitgegeven in het jiddisch. In de stad waren tal van Joodse partijen en organisaties zeer actief. De Joden hadden hun eigen afvaardiging in de gemeenteraad en in allerlei commerciële en sociale instellingen. Joden beheersten de handel, zij bezaten meer dan 50% van de winkels en ongeveer 30% van de fabrieken. Heel bijzonder voor Lublin was de lage graad van assimilatie: van de 40.000 Joden verklaarden maar circa 1.000 dat ze in de huiselijke kring Pools spraken. Wel spraken de meeste jongeren vloeiend Pools.

Lublin Ghetto Market
Markt in het getto van Lublin
German
Duits konvooi in Lublin
Op 18 september 1939 trokken Duitse troepen de stad binnen, na een kort gevecht in de buitenwijken en het bombardement* op 8 september. Veel gebouwen werden verwoest, de bewoners moesten bij elkaar worden ingekwartierd.
Op 14 oktober kreeg de Joodse gemeenschap het bevel een bijdrage te leveren aan de Duitse Wehrmacht van 300.000 zloty’s. Duitse soldaten arresteerden willekeurig Joden op straat en verplichtten hen tot dwangarbeid. Velen werden geslagen en mishandeld. Duitse soldaten plunderden Joodse winkels en woningen. Net als elders werden Joden vernederd, maar het zou nog veel erger worden.
Op 25 oktober werd de Joodse bevolking van Lublin geregistreerd: er werden 37.054 Joden geteld. Veel jongeren en personen die politiek actief waren geweest, verlieten Lublin en trachtten het door de Sovjet Unie bezette deel van Polen te bereiken.
Op 1 november 1939 werd een Duits burgerlijk bestuur onder goeverneur Zörner in Lublin ingericht, nadat het z.g. Generalgouvernement was uitgeroepen. Op 9 november 1939 werd SS-Brigadeführer Odilo Globocnik aangesteld als SS- und Polizeiführer in het district Lublin. Op deze dag werden binnen de stad de eerste Joden gedwongen verhuisd: in de vroege uren omsingelden SS-ers het centrum van de stad en verjoegen de Joden uit hun flats. De meesten van hen verloren binnen enkele minuten al hun bezittingen. Alle Joden werden die dag verplaatst naar de de Joodse Stad en de Oude Stad van Lublin. Opnieuw besloten velen de stad te verlaten.
Lublin Ghetto
Getto van Lublin
Later in november 1939 gaven de Duitse autoriteiten het bevel dat op alle Joodse winkels en fabrieken een davidster moest worden aangebracht. Vanaf december 1939 moesten Joden de "ster" ook zelf dragen, in de vorm van armbanden. Voor velen betekende dit een grote schok: zij voelden zich hierdoor gebrandmerkt.
Sujka Erlichman-Bank:
"Op 1 december werden we "versierd" door de gele davidster. Op deze winterochtend kwam Dr. Mordechaj Tenenbaum, een oude kinderarts, naar zijn werk. Op zijn overjas droeg hij een gele "vlek" en hij had tranen in zijn ogen. Het was verschrikkelijk! Hij, die hield van elk ziek kind, stond voor ons, ontluisterd. Hij glimlachte, veegde zijn tranen weg en stelde iedereen met trillende stem gerust: "Het is niets, kinderen. We hoeven ons niet te schamen – ondanks alles zijn we nog altijd Joden."

Judenrat Entrance
Ingang kantoor Judenrat
Tegen het einde van 1939 werd de Lubliner Judenrat (Joodse Raad) geïnstalleerd. Dit instituut bestond uit 24 leden en werd gevormd door de Joden zelf, na veel discussies over de collaboratie met de bezettingsmacht. Als voorzitter van de Lubliner Judenrat werd gekozen Ing. Henryk Bekker (vóór de oorlog de leider van de Folkspartaj in Lublin, afgevaardigde in de gemeenteraad en voorzitter van de Raad voor de Joodse Gemeenschap). Vice-voorzitters van de Judenrat werden Dr. Marek Alten (een advocaat, ex-officier in het Oostenrijks-Hongaarse leger, één van de leiders van de Zionistische Organisatie in de stad) en Salomon Kestenberg (een beroemd papierhandelaar en vice-president van de vooroorlogse Raad voor de Joodse Gemeenschap). Over Bekker hebben alle overlevenden van het getto van Lublin verklaard dat hij een uiterst aimabel en hulpvaardig iemand was.
Samen met de Judenrat, werden andere Joodse instellingen opgericht, zoals de Jüdische Soziale Selbsthilfe (Joodse sociale zelfhulporganisatie), en verschillende comité’s verleenden hun hulp. De Judenrat beheerde het Joodse Ziekenhuis, het weeshuis en de bejaardenoorden.

1941 Round-Up near Lublin
Razzia bij Lublin, 1941
Jewish Quarter
Joodse wijk
Het district Lublin werd een Judenreservat (Joods reservaat): alle Joden uit het Generalgouvernement, de geannexeerde Poolse districten en het Duitse Reich zouden hier worden samengebracht. Tot februari 1940 waren 6.300 Joden gedeporteerd naar het district Lublin, onder wie circa 1.200 Duitse Joden uit Stettin. De meesten werden gestuurd naar kleine getto’s in Piaski, Glusk en Belzyce.
In 1940 organiseerden de SS en de politie razzia’s in Lublin en omgeving. Duizenden mannen werden naar het werkkamp Belzec gestuurd. Daar moesten zij helpen bij de bouw van de oostelijke muur aan de grens met de Sovjet Unie. Velen van hen stierven als gevolg van de primitieve leefomstandigheden.
Tot maart 1941 woonden veel Joden nog in hun eigen appartementen, behalve in het centrum van de stad, waar ze niet eens in de hoofdstraten mochten lopen. Ze moesten werken voor Duitse instellingen en bedrijven, onder meer in het dwangarbeiderskamp Lipowa Straat 7. Razzia’s waren aan de orde van de dag in de Joodse wijk, om werkkrachten te vinden. Duitse instellingen, officieren en zelfs soldaten gingen door met het plunderen van Joodse winkels en woongebouwen.

Lublin Meat Market
Vleesmarkt in Lublin
Lublin Ghetto Round-Up
Razzia in het getto van Lublin
In maart 1941 gaf Lublin’s gouverneur Zörner opdracht tot de oprichting van een getto in Lublin. Het was gelegen in het oudste en armste deel van de historische Joodse wijk in de oude stad van Lublin. Enkele dagen voordat het getto werd ingericht, werden zo’n 14.000 Joden uit Lublin (de meesten van hen arm en zonder werk) overgebracht naar verschillende kleine steden in het district, maar een aantal van hen keerde illegaal terug. Er woonden nog altijd circa 40.000 Joden in de stad.

Tot maart 1942 was het getto niet streng gesloten, maar het was de Joden niet toegestaan de zogeheten Arische straten te betreden. Veel Joodse gezinnen, vooral die van specialisten in Duitse instellingen, woonden nog buiten het getto. De leefomstandigheden waren niet zo beroerd als in de getto’s van Warschau of Lodz, zeker niet wat betreft de voedselsituatie. In het getto van Lublin hadden de Joden contact met de buitenwereld, waardoor ze voedsel naar binnen konden smokkelen. Zelfs de nazi kranten schreven over de grootschalige illegale handel in het getto.

Lublin Ghetto Street
Straatgezicht in het getto van Lublin *
Lublin Jews #1
Joden in Lublin #1
Sujka Erlichman-Bank schreef:
"Na mijn terugkeer uit Warschau wist ik precies wat het verschil was in omstandigheden tussen de beide getto’s. In Lublin bestond geen intensief sociaal en cultureel leven. Daar waren tal van redenen voor. Ten eerste was aan het begin van de oorlog het Sowjet leger tot vlak bij Lublin gekomen, wat het ontsnappen vergemakkelijkte. Vooral politieke activisten en jongeren gingen ervandoor. De meeste mensen die werden geherhuisvest uit West-Polen, werden gedeporteerd naar Lublin. Meestal arme mensen uit de lagere klassen. De intelligentsia, bijvoorbeeld uit Lodz en omgeving, ontsnapte naar Warschau, omdat ze verwachtte het daar beter te zullen hebben. De intelligentsia van Lodz was zeer actief in Warschau en nam de plaats in van die uit Warschau zelf, die vertrokken was. Ook waren de gebouwen in beide steden heel verschillend. In de woonkazernes met hun achterhuizen aan de binnenplaatsen woonden veel mensen, en een deel van hen kon ondergronds gaan tijdens spertijd en gaan werken voor de gemeenschap. De gebouwen in Lublin waren kleiner en stonden verder uit elkaar, zodat het ook ’s avonds niet mogelijk was iets te organiseren. Maar Lunlin had ook positieve kanten. De ellende was hier veel ‘gematigder’ dan in Warschau. Er stierven hier geen mensen op straat. Ze crepeerden in stilte binnenshuis of in de opvang voor vluchtelingen, of in ziekenhuizen. Een beetje ‘fatsoenlijker’, kun je zeggen. Ook Lublin’s nouveaux riches gedroegen zich heel fatsoenlijk."

Tot maart 1942 vluchtten veel Joden uit Warschau naar Lublin, in de veronderstelling dat het een rijkere stad was met meer voedsel. Voedseltekort was inderdaad niet Lublin’s grootste probleem. Wel de typhusepidemie en de overvolle appartementen in het getto.

Brama Grodzka - "Getto B"
Lublin Jews #2
Joden in Lublin #2
Van oktober 1941 af bereidden de nazi’s de verbanning voor van de Joden uit Lublin, met uitzondering van de 25.000 die werkzaam waren voor het Duitse leger, de SS en de politie. In december 1941 werden groepen jonge Joodse mannen naar Majdanek overgebracht om daar een kamp te bouwen.
Begin 1942 werd het getto in twee delen verdeeld: A – het zogenaamde Grote Getto waarin de Joden zonder werk woonden, en B – enkele straten in het "betere" deel van het getto (Grodzka Straat*, Kowalska Straat, Rybna Straat). In Getto B waren de Judenrat en zijn instellingen gevestigd. Joden die voor de Duitsers werkten woonden hier samen met de dokters uit de Joodse ziekenhuizen. Getto B was afgezet met prikkeldraad. Joden die in de verschillende delen van het getto woonden, mochten elkaar alleen op bepaalde tijden van de dag bezoeken, en met een speciale pas. Toen het getto werd verdeeld, was de beslissing om de Joden uit Lublin te deporteren naar het vernietigingskamp Belzec al gepland op het hoofdkwartier van Globocnik.

Enkele dagen voor het begin van de deportaties, registreerde de SS alle Joodse arbeiders. Zij kregen een stempel op hun persoonsbewijs van de Sicherheitspolizei). Alleen zij waren uitgesloten van deportatie. Ze moesten verhuizen naar Getto B.

Getto in Lublin
Jood in het getto van Lublin
Op 16 maart 1942, een paar uur voor het begin van de liquidatie van het getto, ontving SS-Hauptsturmführer Hermann Höfle afgevaardigden van alle nazi instellingen in Lublin. Zij kregen te horen dat alle werkloze Joden zouden worden gedeporteerd naar Belzec, "het laatste station in het district Lublin", en "dat deze mensen nooit meer terug zullen komen. Voor de Joodse arbeiders bouwt de SS een groot kamp (Majdanek) dat het voornaamste reservoir zal vormen van Joodse arbeidskracht ten behoeve van de Duitse industrie in de stad". Hij beloofde dat tijdens de deportatie de SS mensen zou selecteren voor dwangarbeid.
Om 10 uur ‘s avonds werd het getto omsingeld door SS-ers en Oekraïeners uit Trawniki. Zij ontstaken groot licht in de hoofdstraat van het getto, wat de mensen die uit hun huizen werden verdreven panisch maakte. Velen van hen, vooral ouderen en zieken, werden ter plaatse dood geschoten. Twee uur later ontving SS-Hauptsturmführer Hermann Worthoff van de Gestapo Lublin, die verantwoordelijk was voor Joodse aangelegenheden, de Judenrat. Hij beval dat elke dag circa 1.500 mensen moesten worden gedeporteerd "naar het Oosten, om te werken". Iedereen mocht 15 kg bagage meenemen op de reis, alsmede waardevolle zaken en geld.
Intussen werd de eerste groep Joden naar de Grote Synagoge gebracht, die nu diende als verzamelplaats voor de gedeporteerden. Nog dezelfde nacht werden zij overgebracht naar de Umschlagplatz bij het stedelijk slachthuis.
Vroeg in de ochtend van 17 maart 1942 werden de eerste Joden uit Lublin gedeporteerd naar het vernietigingskamp Belzec. Op dat moment wist nog niemand van de Joden iets over het lot dat hen te wachten stond, noch over de bestemming van de transporten. Maar een paar dagen na het begin van de deportaties ontsnapte een jongen (wiens naam niet bekend is) uit Belzec. Terug in Lublin vertelde hij over het lot van de gedeporteerden. Niemand wilde hem geloven.
Tot 14 april 1942 werden ongeveer 26.000 Joden uit Lublin naar Belzec gestuurd. Zo’n 200 kinderen uit het Joodse Weeshuis werden doodgeschoten samen met hun leraren in een buitenwijk van Lublin. Enkele honderden patiënten uit de ziekenhuizen werden doodgeschoten in het Niemce Woud (15 km van Lublin), samen met hun dokters en verpleegsters.

Forced Labourers
Majdan Tatarski dwangarbeiders
Lublin Jews #2
Joden in Lublin #3
Tijdens de getto "actie" veranderde de SS de regels betreffende de "werkjoden". Iedereen die werkte voor de Duitsers moest zijn persoonsbewijs inruilen voor een Juden-Ausweis. Deze mensen waren vrijgesteld van de volgende deportaties. Volgens dit SS bevel mochten nog maar 2.500 Joden officieel in het getto blijven. Op 30 maart 1942 gaf Worthoff opdracht tot de selectie van leden van de Judenrat en andere functionarissen. De voorzitter van Lublin’s Judenrat, Ing. Henryk Bekker en andere leden (onder wie Dr. Josef Siegfried, de voorzitter van de Jüdische Soziale Selbsthilfe in Lublin) werden dezelfde dag gedeporteerd naar Belzec.
Ing. Bekker was waarschijnlijk op de hoogte van wat hem en zijn lotgenoten te wachten stond: Hij ging naar de deportatietrein in rituele Joodse kleding en zonder enige bagage. Samen met de leden van de Judenrat werden 35 medewerkers van de Joodse politie met hun gezinnen gedeporteerd.

Lublin Jew
Jood in Lublin
De deportaties stopten op 14 april 1942. De SS wist dat zich nog zo’n 7.000 - 8.000 Joden probeerden schuil te houden in kelders van de oude gebouwen in het getto. Daarom gaven Worthoff en de staf van de Gestapo (verantwoordelijk voor de deportaties waren Dr. Harry Sturm, Walther Knitzky en Kalich) opdracht om alle achtergebleven jJoden te verplaatsen naar het kleine getto van Majdan Tatarski in een voorstad van Lublin.
Majdan Tatarski was gelegen in de buurt van het werkkamp Flugplatz (Vliegveld). De Joden in dit getto konden hun kameraden zien die in het Flugplatz kamp werkten. Daar werden de bezittingen gesorteerd van de slachtoffers van Aktion Reinhard. Vóór de oorlog woonden zo’n 1.500 Polen in Majdan Tatarski, voornamelijk arbeiders van de vliegtuigfabriek Plage-Laskiewicz. In het nieuwe getto moesten veel mensen de nacht op straat en in binnenplaatsen doorbrengen wegens ruimtegebrek in de huizen. Op 22 april 1942 werden ongeveer 2.500 - 3.000 mensen, meest vrouwen met kinderen, zonder J-Ausweis (persoonsbewijs voor Joden), overgebracht naar het concentratiekamp Majdanek. Na deze selectie werden zo’n 2.000 - 2.500 mensen doodgeschoten in het bos van Krepiec en werden 200 - 300 jonge mannen geselecteerd voor het concentratiekamp Majdanek. Geruchten over hun lot verspreidden zich onder de gevangenen in het getto. Velen van hen verloren ieder geloof in overleving. In Majdan Tatarski woonden nog steeds 4.000 Joden.
Na deze selectie werd het Majdan Tatarski een gesloten getto, omgeven door prikkeldraad.
De nieuwe Judenrat van Lublin werd voorgezeten door Dr. Marek Alten, maar de man met de meeste invloed in het getto was Shama Grajer, vóór de oorlog kapper van beroep en eigenaar van het Oude Stadsbordeel. Tijdens de oorlog onderhield hij nauwe betrekkingen met de Gestapo in het getto. In zijn restaurant aan de Lubartowska Straat kwam de SS staf, belast met de deportaties, bijeen. Hij voorzag zijn gasten van de beste drank en van Joodse musici. Grajer verkocht zelfs J-Ausweise aan veel mensen waarmee hij duizenden zlotys verdiende, en hij had deel aan de corruptie in de SS. In Majdan Tatarski noemde iedereen hem de "Joodse Koning". Hij had een stem in de selecties en besliste wie naar Majdanek moest.

Ghetto Postcard
Briefkaart uit het Getto
Humiliated Jews
Joden worden vernederd *
In september 1942 werden ongeveer 1.000 Joden gedeporteerd naar het getto in Piaski bij Lublin. De volgende selectie vond plaats op 24 oktober. Onder de gedeporteerden was een groep zogenaamde "geprivilegeerde" Joden (medewerkers van het Arbeitsamt (arbeidsbureau) en arbeiders van Victor Kremin’s bedrijf) die tot dan waren vrijgesteld van deportatie, maar zij werden nu overgebracht naar concentratiekamp Majdanek.
Op 9 november 1942 werd, conform Himmler’s opdracht uit juni, (om de deportaties uit de getto’s in het Generalgouvernement naar de vernietigings- en concentratiekampen te voltooien vóór eind december 1942), een laatste groep van circa 3.000 Joden uit Majdan Tatarski gedeporteerd naar Majdanek.
Ongeveer 180 mensen werden doodgeschoten in het getto, meest kinderen en mensen die zich wilden verschuilen in kelders. Worthoff doodde persoonlijk Dr. Marek Alten, Shama Grajer en Moniek Goldfarb, de commandant van de Joodse politie in het getto. Zij werden gedood op persoonlijk bevel van Odilo Globocnik zelf, om alle getuigen van corruptie in de SS te elimineren.

Lublin Ghetto Ruins 1943
Ruïnes van het getto van Lublin
In Majdanek werden de nieuwe transporten geselecteerd: ouderen en kinderen werden naar de gaskamers gestuurd, zij die konden werken bleven in leven. Uit Majdanek werden sommige gevangenen naar andere werkkampen in Lublin gestuurd: Lipowa Straat 7, Flugplatz, Sportplatz of verschilende kleinere kampen. Specialisten werden overgebracht naar de gevangenis van de Gestapo in het Kasteel waar zij moesten werken als Hofjuden, persoonlijke slaven van de Gestapo officieren en hun families.
Sommige Joden uit Lublin die nog leefden in november 1943 werden vermoord tijdens de massa-executie van alle Joodse gevangenen op 3 november 1943 in Majdanek. Deze executie, de grootste in de geschiedenis van alle concentratiekampen, staat bekend als de Aktion Erntefest ("Operatie Oogstfeest"). Op deze dag werden rond 18.000 Jews uit verschillende kampen in Lublin geëxecuteerd in Majdanek.
De laatste groep van 400 - 500 Lublinse Joden, die werkzaam waren op het Kasteel, overleefden tot juli 1944. Samen met een groot aantal Poolse politieke gevangenen werden zij doodgeschoten op 21 en 22 juli 1944, een paar uur vóór het Rode Leger de stad bevrijdde. De verantwoordelijke persoon voor het organiseren van deze executies was Worthoff, dezelfde man die eerder het getto van Lublin had geliquideerd en betrokken was geweest bij de liquidatie van het getto van Warschau. De Joden die in juli 1944 op het Kasteel werkten had hijzelf geselecteerd, tijdens de "Aktion Erntefest" (sommigen werden overgebracht van het kamp Lipowa Straat 7 naar het Kasteel), maar hij liet hen executeren toen het Sovjet leger al in de buitenwijken van Lublin stond. Slechts twee of drie Joden van deze groep wisten te overleven. De Poolse politieke gevangenen die die dag ook werden gedood, waren na onderzoek door Worthoff ter dood veroordeeld in de laatste maanden van de bezetting (mei-juni 1944).
Slechts 200 - 300 van de oorspronkelijke 40.000 Lublinse Joden overleefden, ondergedoken, en werden tenslotte bevrijd in een aantal verschillende concentratiekampen. Ongeveer 1.000 Joden overleefden de oorlog op het grondgebied van de Sovjet Unie.

Het getto van Lublin was het eerste getto in het Generalgouvernement dat werd geliquideerd, en de nazi’s deden daarmee veel ervaring op voor toekomstige deportaties. Joden uit Lublin waren de eerste slachtoffers van het nieuwgebouwde vernietigingskamp in Belzec.

Het Lublin Album

40.000 Joden leefden in het getto
Foto's:
GFH *
ZIH Warsaw *
Marek Gromaszek*

Bronnen:
Staats Archief in Lublin: Collectie van Lublin’s Judenrat 1939-1942; Collectie van de Gouverneur van het District Lublin 1939-1944.
Archief van het Staatsmuseum Majdanek: Collectie van Memoires en Getuigenissen van Overlevenden.
Nationaal Gedenk Instituut in Warschau: Handelingen van de processen tegen Hermann Worthoff en Dr. Harry Sturm.
N. Blumental: Documents From Lublin Ghetto. Judenrat Without Direction. Jerusalem 1967.
S. Erlichman-Bank: Listy z piekla. Bialystok 1992.
S. Goldberg (Chehever): The Undefeated. Tel-Aviv 1985.
J. Kasperek: Kronika wydarzen w Lublinie w okresie okupacji hitlerowskiej. Lublin 1983.
R. Kuwalek, W. Wysok: Lublin - Jerozolima Królestwa Polskiego. Lublin 2001.
T. Radzik: Lubelska dzielnica zamknieta. Lublin 1999.

© ARC (http://www.deathcamps.org) 2006