ARC Main Page De Bezetting van Oost-Europa Aktion Erntefest

Poniatowa

Laatste Update 16 juli 2006





Camp Map
Interactieve plattegrond met foto’s *
Het dwangarbeiderskamp in Poniatowa was gelegen 30 km ten westen van Lublin.

Kort vóór 1939 startten de Poolse autoriteiten met de bouw van een fabriek voor de uitrusting van de verbindingsdienst van het Poolse leger in Poniatowa. De dienstwoningen bij het complex (21 eenheden) en de eerste fabrieksgebouwen werden opgetrokken in het bos nabij het dorp Poniatowa. Een nieuwe smalspoorbaan verbond Poniatowa met Opole Lubelskie en het hoofdstation in Naleczow. Door het uitbreken van de oorlog kwam de fabriek echter nooit in gebruik. De Duitse Wehrmacht vestigde in de gebouwen een legerkamp, tot 1941.
In september 1941 besloten de nazi’s deze gebouwen te gebruiken als kamp voor 25.000 Sovjet krijgsgevangenen. Om de fabriek werd een prikkeldraadafzetting aangelegd met 16 wachttorens. Het kamp werd aangeduid als Stalag 359 (Stalag = Stammlager). De transporten met Sovjet krijgsgevangenen kwamen aan op het station van Naleczow, waarvandaan de Sovjet soldaten te voet verder moesten naar Poniatowa. Zij werden mishandeld op hun weg naar het kamp en velen overleefden die niet. Tussen september en december 1941 werden bijna 24.000 Sovjet krijgsgevangenen gedeporteerd naar Poniatowa.

Narrow Gauge Ramp
Perron smalspoorbaan *
Main Gate
Hoofdingang
De gevangenen leefden in de fabrieksgebouwen, die niet berekend waren op bewoning door zulke grote aantallen mensen. Sommige gevangenen moesten dag en nacht in de openlucht verblijven. De omstandigheden waren erg onhyhiënisch; er was geen gelegenheid om de kleren te wassen of je te verschonen. Veel krijgsgevangenen stierven aan typhus epidemieën en van de honger. Zij werden gedwongen tot de bouw van nieuwe barakken en de aanleg van een watervoorziening. Begin 1942 was het sterftecijfer in het kamp op zijn hoogst, dagelijks stierven bijna duizend mensen. In het voorjaar van 1942 waren in het kamp nog maar 500 krijgsgevangenen in leven. Deze overlevenden (overwegend Volksdeutsche) besloten zich aan te sluiten bij de SS eenheden die werden getraind in het SS trainingskamp in Trawniki.
Daarna werd het Sovjet krijgsgevangenkamp geliquideerd. De circa 22.000 gevangenen die waren gestorven en vermoord, werden begraven in 32 massagraven in de omgeving van het kamp.

In oktober 1942 kwam Amon Göth, (de latere commandant van het Plaszow werkkamp in Krakow naar Poniatowa en begon een dwangarbeiderskamp op te zetten voor Joodse gevangenen. Het vestigen van dit Joodse werkkamp maakte deel uit van Aktion Reinhard en was een uitvloeisel van Heinrich Himmler' speciale opdracht tot het gebruik van Joodse arbeidskracht ten behoeve van de oorlogsproductie. Göth besloot dat het Poniatowa kamp rond 9.000 Joodse gevangenen moest kunnen huisvesten. Zie de plattegrond van de Zentralbauleitung der SS und Polizei van het geplande kamp.

Camp Barracks
Barakken in het kamp *
Het kamp was verdeeld in drie secties: de fabrieksgebouwen, de administratie en de barakken voor de gevangenen. 30 barakken werden gebouwd in de directe nabijheid van het kamp. De Joodse gevangenen werden gedeporteerd naar Poniatowa vanuit het getto in Opole Lubelskie (het belangrijkste doorgangsgetto in het district Pulawy) in oktober 1942. Het waren geselecteerde Joden, voornamelijk uit Wenen en Slowakije. Het grootste aantal Joodse gevangenen arriveerde in het kamp tijdens de opstand in het getto van Warschau in april - mei 1943.
Deportation from Toebbens Factory in Warsaw, Spring 1943
Deportatie *
Deze groep van circa 15.000 Joden had gewerkt in de onderneming van Walter Toebbens in het Warschauer getto. Kleine transporten uit het bedrijf van Toebbens werden al in februari en maart 1943 naar Poniatowa gestuurd en de Duitse industrieel spoorde de Joodse arbeiders persoonlijk aan om over te komen naar Poniatowa, met als argument dat dit de enige mogelijkheid was om te overleven. Toebbens onderhield goede relaties met Odilo Globocnik. Hij was het met Globocnik eens dat zijn fabrieken en werkplaatsen in het getto deel zouden kunnen worden van de Osti bedrijven, opgericht door Globocnik en de SS in januari 1943, om beter gebruik te maken van de Joodse arbeidskrachten in het district Lublin en beter het Joodse bezit in het Generalgouvernement te kunnen plunderen. Het is belangrijk te weten dat het bedrijf van Toebbens destijds het grootste bedrijf was in het getto van Warschau.
Kleinere groepen Joodse gevangenen kwamen naar Poniatowa uit de getto’s van Belzyce en Staszow en in mei 1943 werd een groep van 807 Joden geselecteerd in het vernietigingskamp Treblinka om te gaan werken in Poniatowa. De Joodse gevangenen die werden gedeporteerd naar Poniatowa waren hoofdzakelijk gespecialiseerde arbeiders of jonge mensen die hard konden werken. Vaak kwamen echter ook hele families met kinderen in Poniatowa terecht. Daaronder bevonden zich gefortuneerde en invloedrijke mensen uit het getto van Warschau, bijvoorbeeld de families van de leden van de Judenrat. Ook leefde een grote groep dokters, artiesten, vroegere industriëlen en kooplieden uit Warschau in het Poniatowa kamp. De meest geprivilegieerde groep bestond uit Oostenrijkse en Slowaakse Joden, die de beste functies in het kamp bekleedden en die door de Poolse Joden dikwijls werden beschuldigd van collaboratie.
De kamp-elite, zo’n 3.000 gevangenen, woonde in het "woongebied", samen met hun familie. De leefomstandigheden waren hier beter en zij hadden de mogelijkheid om handel te drijven met Poolse boeren uit de omliggende dorpen. Zij beschikten ook over een theater en over een gemeenschappelijke keuken.
De grootste groep gevangenen leefde in een fabriekshal en in de 30 barakken rond de fabriek. Mannen, vrouwen en kinderen bewoonden gezamenlijk deze overvolle ruimte. Gemiddeld woonden 300 gevangenen in één barak. Het slechtst waren de leefomstandigheden in de fabriekshal waar duizenden gevangenen moesten wonen. Daar waren maar vier waterkranen. Het was er sterk vervuild en het stonk verschrikkelijk.
In de kampkeuken kregen de gevangenen hun dagelijks voedselrantsoen: koffie zonder suiker als ontbijt, waterige soep als lunch en 250 gram brood met koffie als avondeten. De gevangenen die niet werkten kregen slechts 100 gram brood en koffie. Wie nog over geld beschikte, kocht aanvullend voedsel op de zwarte markt, waar de prijzen voor gesmokkelde etenswaar 50 % hoger lagen dan de officiële prijzen.

Sewing Worshop
Naaiatelier *
SS Building
SS gebouw * *
De meeste gevangenen, rond de 10.000 mensen, werkten in het bedrijf van Toebbens, waar voornamelijk textiel en lederen producten werden gemaakt, of de kleding werd geselecteerd van de slachtoffers van Aktion Reinhard. De productie van de Toebbens fabrieken in Poniatowa was helemaal bestemd voor militaire doeleinden. Het grootste deel van de arbeiders van Toebbens naaide uniformen voor het Duitse leger. Zij werden beter behandeld dan de andere gevangenen. De gevangenen met nummers boven de 10.000 werkten voor de SS: zij bouwden barakken, legden straten en waterleidingen aan of kapten bomen in het bos. Hier was het werk zwaar en werden de gevangenen grover behandeld.

Tot augustus 1943 was het regiem in het Poniatowa kamp nog tamelijk mild. Sommige gevangenen hadden de mogelijkheid om voedsel het kamp binnen te smokkelen. De SS organiseerde dit om te laten zien dat niet alle Joden werden gedood en dat vakkrachten een kans hadden om te overleven. In augustus 1943 bracht Odilo Globocnik het kamp een bezoek en van toen af werden de gevangenen behandeld als in een concentratiekamp. Elke schending van de kampregels werd bestraft met de dood. De SS paste vaak het principe van collectieve verantwoordelijkheid toe; zo werd na de vlucht van één gevangene een hele groep geëxecuteerd. Dagelijks werd een aantal mensen omgebracht. De lichamen van de vermoorden werden verbrand in een primitief crematorium. Dit was een ijzeren bed waaronder een vuur werd aangestoken. Het "echte" crematorium was nog in aanbouw.

De SS-staf in het kamp was voorheen werkzaam geweest in het vernietigingskamp Belzec. SS-Obersturmführer Gottlieb Hering, de laatste commandant van Belzec, werd commandant van Poniatowa in het voorjaar van 1943. Zijn plaatsvervanger Wallerang kreeg van de gevangenen de bijnaam "Handschoen", omdat hij gewoonlijk witte handschoenen droeg. De ergste beul in het kamp was Heinrich Gley, ook een SS-er uit Belzec. De SS staf bestond in totaal uit 40 personen. Civiel directeur van de fabriek was Ernst Jahn, een Volksdeutscher, een voormalig Pools burger die vloeiend Polish, Duits, Engels en Hebreeuws sprak.
Fajnkind
Fajnkind *
Hij verzette zich openlijk tegen de SS-ers in het kamp en werd waarschijnlijk gedood door de SS in Tomaszow Mazowiecki, vóór de liquidatie van het kamp. Zijn opvolger was Bauch, die deelnam aan het vermoorden van gevangenen. Andere mannen uit de Aktion Reinhard die dienst deden in Poniatowa waren Ernst Zierke, Hans Zänker, en Robert Jührs.
Onder de Oekraïense bewakers in Poniatowa, waren ook Trawniki mannen uit het vernietigingskamp Belzec.

Er waren veel verzetstrijders uit het getto van Warschau onder de gevangenen. Zij zetten een afdeling van de Joodse Strijders Organisatie (ZOB) op binnen het kamp, met Majlech Fajnkind als commandant. De ZOB had contact met de Joodse ondergrondse in Warschau en "Zegota", de Raad voor Hulp aan Joden in Bezet Polen. Dankzij deze contacten konden geld, medicijnen, lesmateriaal en wapens het kamp worden binnengesmokkeld. "Arische" ID-kaarten werden nagemaakt voor Joden die wilden ontsnappen. De meeste ontsnapten gingen naar Warschau (de ontsnapten die de oorlog overleefden schreven later in hun memoires over het kamp). De Joodse en Poolse ondergrondse publiceerden verslagen over Poniatowa die de beste bron blijven voor de geschiedschrijving van het kamp. De ondergrondse beweging in het kamp plande verschillende acties tegen de SS-ers, maar de ZOB in Poniatowa was niet voldoende toegerust voor grote verzetsdaden.

The outer Double Fence
Dubbel hekwerk om het kamp
Het kamp in Poniatowa werd geliquideerd op 4 november 1943, tijdens de Aktion Erntefest ("Operatie Oogstfeest"). Enkele dagen vóór de massa-executie moesten de gevangenen hun eigen massagraven graven. Sommige lagen binnen het kamp, recht voor het gebouw van de kampadministratie, andere buiten het kamp, vijf kilometer van de Wronow Straat. Aan de gevangenen werd verteld dat zij schuilkelders moesten aanleggen tegen luchtaanvallen (Splittergräben). Om 5 uur in de ochtend van 4 november 1943 werden alle gevangenen op appèl geroepen. Ze werden naar een grote loods gestuurd. Daar werden ze allemaal opgesloten. Van tijd tot tijd haalde de SS groepen van 50 Joden uit de loods. Ze moesten in de open lucht hun schoenen uitdoen en hun waardevolle bezittingen in manden deponeren. In een naburige barak kregen zij opdracht zich uit te kleden, daarna werden ze naar de kuilen gevoerd. De slachtoffers moesten op de bodem van de kuil gaan liggen, met hun gezicht naar beneden. Dan werden ze doodgeschoten. Tijdens de executie klonk er muziek uit auto’s met luidsprekers om het gegil en het schieten te overstemmen.
In één barak, waar leden van de ondergrondse beweging in het kamp waren verzameld, werd op de SS-ers geschoten. De SS stak de barak in brand en zo verbrandde de hele groep strijders levend. Poolse brandweerlieden uit Opole Lubelskie waren hiervan getuige, zij zagen de rookwolken boven het kamp. Rond de 14.000 mensen werden die dag doodgeschoten. Een groep van 150 - 200 geselecteerde Joden kreeg opdracht de lijken te verbranden. Zij weigerden dit en werden eveneens doodgeschoten. De leden van het Sonderkommando uit Majdanek en de Joodse gevangenen die tijdens de Aktion Erntefest in Majdanek waren geselecteerd, werden daarom naar Poniatowa overgebracht, waar zij gedurende een aantal weken de kleding van de slachtoffers sorteerden en de lijken verbrandden.

Er bestaan slechts twee getuigenissen van overlevenden van de Erntefest executies in Poniatowa. Na de oorlog schreven twee vrouwen, Estera Rubinsztajn en Ludwika Fiszer, hun herinneringen aan deze massa-executie op. Beiden overleefden het geweervuur, onder de lijken van anderen in de massagraven van Poniatowa.

Tegenwoordig staan er in Poniatowa zes gedenktekens, maar zonder vermelding van het Joodse werkkamp en de executies van de Aktion Erntefest.


Foto's:
GFH *
Artur Podgorski *

Bronnen:
Getuigeverklaringen op het Joods Historisch Instituut in Warschau.
Verslagen van de Joodse en Poolse ondergrondse, bewaard op het Joods Historisch Instituut in Warschau.
Documentatie van de onderzoeken, georganiseerd door de Onderzoeks Commissie naar Nazi Misdaden in Lublin in 1947 en 1967. Nationaal Gedenk Instituut in Lublin en Staats Museum Majdanek.
Ooggetuigeverslag van Ludwika Fiszer: www.zchor.org/poniatowa/fiszer.htm
Tatiana Berenstein: Obozy pracy przymusowej dla Zydow w dystrykcie lubelskim (De dwangarbeiderskampen voor Joden in het district Lublin). "Biuletyn ZIH", 1957, nr 54.
Nachman Blumental: Materialy i dokumenty z czasow okupacji niemieckiej w Polsce (Materiaal en documenten uit de tijd van de Duitse bezetting van Polen). Vol. I, Obozy (The Camps). Lodz 1946.
Ryszard Gicewicz: Oboz pracy w Poniatowej 1941-1943 (Het werkkamp in Poniatowa 1941-1943). "Zeszyty Majdanka", Vol. X (1980).
Wij danken bijzonder Artur Podgorski, Polen, voor zijn zeer gewaardeerde hulp.

© ARC 2006